Sedert 13de eeuw commanderij vd tempeliers. In 1154 genoemd in oorkonde v paus Hadrianus IV. 1228 Schonk graaf Hendrik I v Vianden het landgoed (met kasteeltje, Romaans kerkje, molen en vele landerijen) aan de tempeliers. Bijna 100 jaar hadden zij het tiendenrecht en gebruikten deze inkomsten om hun burchten, schepen en troepen in Palestina te onderhouden. Nadat ze Palestina verloren werd de militaire orde echter overbodig en door Franse koning Philips IV en paus Clemens V op concilie v Wenen opgeheven. Philips had de tempeliers beticht van ketterij en andere misdrijven. In de verhalen zijn de tempeliers daarop tot ketters en roofridders geworden. Sinds enige tijd is men er echter van overtuigd dat deze beschuldigingen onjuist zijn. De koning had grote schulden bij de orde en gebruikte de geruchten om aan de rijkdom van de orde te komen. Blijkbaar konden de tempeliers een deel van hun schatten redden zodat er op vele plaatsen, ook in Roth, een legende over een schat bestaat.